VOLKSKRANT | Mijn zoon zit in zijn cel. Hij draagt een papieren gevangenisbroek en hygiënische zwembadsloffen – zijn eigen broek heeft koordjes, dat is onveilig. De eenzaamheid is adembenemend, net als de onduidelijkheid. Hij is gefouilleerd en de hulpofficier heeft een papier achtergelaten met zijn rechten. Mijn zoon heeft geen idee. Bijna zeven uur blijft hij opgesloten in het basaltachtige cellencomplex. Daar treedt voor hem het justitiële apparaat in werking: agenten, bewaarders, de officier, de advocaat, de rechercheurs. Tegen etenstijd krijgt hij boterhammen met kip. Als hij moet plassen escorteert een cipier hem naar de wc.
Mijn zoon is dertien. Hij heeft koekjes gestolen in een supermarkt, en twee drankjes. Niets om te bagatelliseren. Het is een kleine gebeurtenis in de grote stad, die ons evengoed verbluft achterlaat. Aanvankelijk denk ik dat Derveld te enthousiast is bij de arrestatie. Hij had ook voor een proces-verbaal kunnen kiezen, of de wijkagent thuis langs kunnen sturen, genoeg om een tiener ‘het signaal’ te geven. Maar de wijkagent is uit Nederland verdwenen en dit is lik op stuk. Het urenlang opsluiten van kinderen is beleid.