Vijf vragen over de financiering van moskeeën

De eerste week van de verhoren van de Tweede Kamercommissie over ongewenste buitenlandse financiering van moskeeën leverde weinig nieuwe inzichten op.  

Wat is het probleem?

Al jaren worstelt de overheid met de zendingsdrang vanuit Golfstaten als Saudi-Arabië, Koeweit en Qatar. De vrees is dat de interpretatie van de islam die zij verspreiden, extremisme aanwakkert onder Nederlandse ­moslims en een voedingsbodem ­creëert voor terrorisme. Om dat te voorkomen wil het huidige kabinet geldstromen ‘uit onvrije landen ­beperken’ en ‘ongewenste beïnvloeding’ tegengaan.

Een concrete oplossing is nog niet in zicht. Eerder is onderzocht of er een nieuwe wet kon komen, maar dat bleek lastig te verenigen met de godsdienstvrijheid. Ook heeft de overheid geprobeerd moskee­organisaties zover te krijgen een convenant te tekenen met afspraken over buitenlandse financiering. Maar dat liep stuk: de moskeebestuurders vonden dat die afspraken niet alleen voor hen, maar ook voor andere ­religieuze gemeenschappen zouden moeten gelden.