VERUS | Het wetsvoorstel aanscherping burgerschapsopdracht treedt in de vrijheid van richting en inrichting van scholen. Het is wellicht wenselijk om meer aan burgerschapsonderwijs te doen, maar zo’n inbreuk is niet gerechtvaardigd. Dat stelt prof.dr. Renée van Schoonhoven, hoogleraar Onderwijsrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Van Schoonhoven sprak vanochtend op het drukbezochte juridisch congres van Verus over het wetsvoorstel dat de burgerschapsopdracht aan scholen aanscherpt. Dat is volgens de wetgever nodig omdat scholen te weinig richting zouden meekrijgen voor hun burgerschapsonderwijs, onvoldoende zicht hebben op de effectiviteit daarvan én omdat de inspectie er onvoldoende op kan handhaven.
De hoogleraar gebruikt drie toetsstenen voor het wetsvoorstel: het onderwijsrecht, de onderwijspraktijk en het sociaal-politieke perspectief.
Eerst schetste ze de context: bijzonder en openbaar onderwijs zijn financieel gelijkgesteld en alle scholen moeten zich aan de deugdelijkheidseisen houden. De wetgever mag zich niet bemoeien met de levensbeschouwelijke richting en onderwijskundige inrichting van het onderwijs.